(15) Marinestad tegen wil en dank


Deze maand werd bekend dat de marinierskazerne van Doorn naar Vlissingen gaat verhuizen, inclusief personeel. Gerechtigheid volgens velen omdat dit marineonderdeel haar oorsprong zou hebben in de Scheldestad. En dat is maar voor een klein deel waar. De initiatiefnemer was weliswaar de Vlissinger Michiel de Ruyter, maar hij deed dit pas in 1665 toen hij al tien jaar in Amsterdam woonde. De hoofdstad is daarom de echte bakermat van het korps mariniers.

Dat wil niet zeggen dat Vlissingen geen belangrijke stad is geweest voor de marine. Integendeel. Van de 700 jaar dat Vlissingen als stad bestaat zijn er maar een paar korte periodes geweest dat er geen marineschepen in de havens lagen. De laatste begon 25 jaar geleden toen het kabinet Lubbers II besloot om alle marineschepen in Den Helder te stationeren. En daar komt in 2017, met de komst van de marinierskazerne, een eind aan. We kunnen zelfs zeggen dat Vlissingen haar stadsrechten voor een groot deel te danken had aan het feit dat graaf Willem III omstreeks 1300 besloot om een haven te bouwen van waaruit hij zijn grote vijand van dat moment, de graaf van Vlaanderen, te lijf kon gaan. En het dorp dat naast die haven werd aangelegd moest wel de status van een stad krijgen. In de eeuwen die volgden hadden de meeste havenuitbreidingen van Vlissingen te maken met de wens bij graven, hertogen, stadhouders en koningen om hun defensieve en offensieve slagkracht op zee te versterken. De stad lag dan ook ideaal: direct aan de diepe zee met uitzicht op de vijand, die in het grootste deel van de Vlissingse geschiedenis aan ‘de overkant’ was gelegerd. Of het nu Spanjaarden, Fransen, Oostenrijkers of Belgen waren.

De aanwezigheid van de marine was niet altijd in het voordeel van Vlissingen. Economisch gezien was het in sommige jaren zelfs rampzalig: de havens waren niet al te groot en waar oorlogsschepen moesten liggen, konden geen koopvaardijschepen afmeren om handel  te lossen of te laden. Daar kwam nog bij dat marinehavens altijd een belangrijk doelwit vormden voor vijandige aanvallen. Vlissingen is dan ook meerdere keren vanuit zee en later vanuit de lucht zwaar gebombardeerd. Het was in tijden van oorlog overigens niet altijd kommer en kwel. De stad groeide in de zestiende en zeventiende eeuw uit tot een van de grootste kaper- en zeeroversteden van de Nederlanden. Het drijven van handel was gevaarlijk en meestal onmogelijk, het kapen van schepen mocht echter wel en dat bracht uiteindelijk veel  meer op, zeker wanneer het illegaal gebeurde en het zeeroverij werd: dan was de buit helemaal voor de overwinnaars.