(43) De oorsprong van Vlissingen

Vlissingen mag dan in 2015 wel 700 jaar bestaan als stad, de plaats Vlissingen is veel ouder: ruim 850 jaar. Eerst was er namelijk het dorpje Vlissingen, dat omstreeks 1150 ontstond na de stormvloed van 1134 die het hele eiland Walcheren onder water zette. Het zuidwestelijke puntje van Walcheren waarop Vlissingen ligt, moet na de stormvloed een aantrekkingskracht gehad hebben op lokale en regionale migranten. Het gebied werd als gevolg van de grootschalige dijkenaanleg die na de ramp op gang was gekomen, als redelijk veilig beoordeeld, er waren middelen aanwezig om snel en goedkoop huizen te bouwen, er was een natuurlijke haven en de veengrond zat vol met zout en brandstof, klaar om te delven. Men zal dus in eerste instantie niet aan veeteelt of akkerbouw hebben gedacht: daarvoor waren op het eiland betere gronden te vinden. Het gebied trok vooral vissers en zoutdelvers aan, beroepen die ook konden worden gecombineerd binnen gezinnen en families. Dat er voor 1235 al geruime tijd een dorp met de naam Vlissingen bestond is zeker. Het dorp was een parochie met een geestelijke en voldoende gelovigen. De organisatie viel nog wel onder de moederkerk van West-Souburg dat in die tijd groter, ouder en aanzienlijker was dan het nieuwbakken vissersdorpje aan de kreek. Op de vraag in welk jaar Vlissingen precies is ontstaan kunnen we daarom met enige zekerheid antwoorden dat dit tussen 1134 en 1235 moet hebben plaatsgevonden. Nog wat preciezer: omdat er in 1235 al een kerk was en dus ook voldoende inwoners om dat te rechtvaardigen, zal het tijdstip van de eerste bewoning daar ruim voor hebben gelegen, vermoedelijk al rond 1150 toen de littekens van de stormvloed, op de kreek na, uit het landschap waren verdwenen. Voor bezoekers moet het een omgeving zijn geweest die bijna smeekte om te worden ontgonnen en gebruikt. Hetgeen in de jaren daarna ook gebeurde. Er kwamen er steeds meer huizen bij en er ontstonden economische verbanden tussen de vissers en de zoutdelvers, maar ook tussen deze beroepsgroepen en dienstverleners, handelaren en gelukszoekers: de boten moesten worden gebouwd, het vuile werk uitgevoerd en het zout, maar ook de vis die niet voor eigen consumptie was, verhandeld.