(54) De eerste torenflats

Vlissingen was in 1961 nog lang niet klaar met de wederopbouw. De economische omstandigheden waren weliswaar verbeterd, geldgebrek en woningnood behoorden nog altijd tot de top drie belangrijkste problemen van de stad. Tussen 1960 en 1964 zou het aantal woningzoekenden zelfs nog stijgen: van 910 naar 1.336. Dat was overigens geen slecht nieuws omdat het gemeentelijk naoorlogse beleid was gericht op het stimuleren van de werkgelegenheid in de havens en de industrie en daarmee op het aantrekken van nieuwe Vlissingers.

1961 was ook het jaar waarin Vlissingen eindelijk kon beginnen met de realisatie van het grootste nieuwbouwproject dat de stad ooit had gekend: de wijk Paauwenburg in het noordwesten. Daar moesten woningen komen voor 18.000 mensen, met alle bijbehorende voorzieningen zoals scholen, winkels, kerken, speelplaatsen en verenigingsgebouwen. Er was ook al een tweede nieuwbouwwijk gepland, voor nog eens 19.000 mensen: Lammerenburg. Vlissingen had al in 1951 een procedure aangespannen bij de Raad van State om de benodigde grond, die eigendom was van Koudekerke, te mogen gaan gebruiken. In het Streekplan Walcheren uit het zelfde jaar was namelijk bepaald dat het gebied was bestemd voor landbouw en niet voor bewoning. De procedure werd in 1954 in het voordeel van Vlissingen beslecht. Het zou nog tot 1959 duren voordat de provincie een nieuwe versie van het Streekplan gereed had. In 1960 ging ook de Vlissingse gemeenteraad akkoord en kon worden begonnen met het bouwrijp maken van de grond. Die zou overigens pas in 1966 officieel Vlissings eigendom worden. De eerste twaalf woningen werden in de zomer van 1962 opgeleverd. Hoewel er voldoende grond was om de plannen te realiseren besloot men ook de lucht in te gaan: Vlissingen kreeg haar eerste echte hoogbouw, vijf flats van 12 verdiepingen. Dat vond men in die tijd zo hoog dat er gesproken werd van “torenflats”.

De grootschalige nieuwbouw in Paauwenburg had voor de oude binnenstad de nodige  gevolgen. De uitstroom van bewoners, die al een tijdje bezig was, geraakte in een stroomversnelling en leidde tot een grotere leegstand en een verdere verkrotting. Ook de binnenstad was daarmee klaar voor een nieuw tijdperk: afbraak en nieuwbouw. Maar dat is weer een ander verhaal.