(60) Ruzie tussen Vlissingen en Middelburg

In 1441 kregen Vlissingen en Middelburg voor het eerst echt ruzie. In de honderd jaar daarvoor hadden de twee steden nog volop samengewerkt. Er was wederzijdse hulp wanneer er dijkdoorbraken waren en wanneer er grote werken moesten gebeuren aan de zeeweringen. Ook militair gezien was er vriendschap. Zo trok op 17 september 1404 een legertje Middelburgers naar de zeedijk ten oosten van Vlissingen om daar te helpen een grote groep vijandige Vlamingen te verjagen.

Dat veranderde dus in 1441. Aanleiding was het voornemen van de toenmalige graaf Philips de Goede om Vlissingen een aantal rechten op de haringhandel te schenken. Vlissingen was al de grootste vissersstad in Zeeland en zou daardoor nog meer macht krijgen. Ook toen kostten dit soort procedures veel tijd en het zou nog drie jaar duren voordat alles was geformaliseerd. De Vlissingers echter eigenden zich al in 1441 de rechten toe en lieten tol betalen door alle vissers en handelaren van buiten de stad, waaronder ook de Middelburgers, die dat niet leuk vonden. Dit werd nog versterkt door een aantal incidenten. Zo lukte het de Vlissingers in november 1441 om een groep Schotse kooplieden zover te krijgen dat ze naar hun haven kwamen om te lossen. De Middelburgers pikten dit niet en stuurden twee afgevaardigden en tien stevige begeleiders naar Vlissingen. Hoe deze ruzie werd opgelost is niet bekend, maar vanaf dat jaar ondernamen de Middelburgers nog een aantal pogingen om Philips de Goede over te halen Vlissingen niet de haringrechten te geven. In 1441 probeerden ze zelfs om Vlissingen te kopen. Ook in 1443 waren er incidenten. Zo moest de baljuw van Vlissingen naar Middelburg komen om daar ten overstaan van de burgemeesters en de schepenen, tekst en uitleg te geven over het heffen van onwettige tol. Korte tijd later reisde een zware delegatie van het Middelburgse stadsbestuur naar Brugge om Philips de Goede ertoe over te halen de Vlissingers aan banden te leggen. Tevergeefs. Vlissingen kreeg de haringrechten en zou uitgroeien tot een van de grootste visserssteden van Holland en Zeeland.

Het begin van de veertiger jaren van de vijftiende eeuw markeerden met deze kleinschalige handelsoorlog het begin van een lange periode van vijandschap tussen de twee steden, zowel commercieel als militair, die tot in de zeventiende eeuw zou duren.