(82) Een Vlissings vliegtuig

In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw was Vlissingen een progressieve stad, althans wanneer het ging om toekomstgericht en innovatief denken. Burgemeester Van Woelderen had de “Vlissingse Trias” bedacht waarin de ontwikkeling van de haven, de industrie en het toerisme centraal stonden en bij de grootste werkgever van de stad, de Koninklijke Maatschappij De Schelde, kregen naast de schepen ook andere producten een kans. Wie een schip kon maken kon ook machines, pompinstallaties, bruggen en zelfs vliegtuigen bouwen, zo werd er gedacht. Mede dankzij dit beleid kon het bedrijf gedurende de jaren dertig fors groeien, in tegenstelling tot de meeste andere bedrijven in het land die ernstig te lijden hadden onder de zware economische crisis.

Een van de nieuwe producten van De Schelde was de Scheldemusch, een eenmotorig en eenpersoons vliegtuigje met dubbele vleugels en een neuswiel. Dat laatste was een nieuwtje omdat andere Nederlandse vliegtuigen dit nog niet hadden. Volgens de directie van de scheepswerf zou het vliegtuigverkeer in de nabije toekomst een grote vlucht nemen en misschien wel een concurrent worden van de scheepvaart. Het was goed om de boot, of liever gezegd: het vliegtuig, niet te missen en alvast wat prototypes te bouwen. De ideeën van De Schelde kwamen overigens niet uit de lucht vallen. Al in 1921 had burgemeester Van Woelderen een vliegveld laten aanleggen aan de noordgrens van Vlissingen. In dat zelfde jaar wist hij de net opgerichte K.L.M. zover te krijgen dat ze in de zomermaanden pleziervluchten organiseerden boven Walcheren. In 1932 werd het vliegveld, een grasbaan, zelfs eindpunt in een vaste luchtverbinding die startte in Rotterdam en, met een tussenlanding in Haamstede, eindigde in Vlissingen. Een jaar later mochten de toestellen in de zomermaanden vanuit Vlissingen ook nog een stukje verder vliegen naar Knokke. Het vliegveld voorzag in een behoefte en het aantal vluchten steeg hard. In het topjaar landden er 2.813 vliegtuigen.

De aanwezigheid van een vliegveld zal zeker een rol hebben gespeeld bij de beslissing van de directie van De Schelde om in 1934 de afdeling vliegtuigbouw op te richten. In de jaren daarop werd een tiental vliegtuigen geproduceerd. Een groot succes is het allemaal niet geworden. Regelmatig moesten de machines noodlandingen maken en in december 1935 stortte er zelfs eentje neer. Van de Scheldemusch werden slechts zes exemplaren gebouwd. De andere types kwamen niet verder dan een enkel prototype of testvliegtuig: de S.12, de Scheldemeeuw, de S.20 en de S.21. Na de oorlog werd de hele afdeling eerst overgeplaatst naar Dordrecht en in 1954 verkocht aan de grootste Nederlandse vliegtuigproducent van dat moment: de firma Fokker. En hoe het daarmee afliep weten we inmiddels.