(93) Een losbandige predikant

Omstreeks 1600 bestond de Vlissingse bevolking in meerderheid uit Kleyne luyden: de groeiende middenklasse en alles daaronder. Zij hingen zonder veel uitzonderingen het strenge calvinisme aan en werden geleid door predikanten die in deze periode hun geloof als activistische zendelingen probeerden te verspreiden. De publieke opinie in Vlissingen werd grotendeels door hen bepaald. Zij bereikten vanaf de kansels alle lagen van de bevolking en via hun vlugschriften ook de hogere klassen. Het merendeel van deze predikanten kwam, net als de immigranten, uit de voorheen streng calvinistische gebieden ten zuiden van Zeeland: Vlaanderen en Brabant.

Een van de twee predikanten uit Holland en tevens de eerste in Vlissingen na de opstand, Johannes Gerobulus, was minder streng, in ieder geval voor zichzelf. Misschien dat het kwam omdat in Vlissingen in 1573 de rooms-katholieken nog steeds de meerderheid van de bevolking uitmaakten, misschien omdat de zuivere leer van Calvijn nog niet was doorgedrongen, feit is dat Gerobulus er een tamelijk losbandig leven op nahield, in ieder geval tijdens zijn Vlissingse jaren. Hij was al predikant geweest in de jaren zestig in respectievelijk het Duitse Embden en later Delft. In 1573 werd hij gevraagd om in Vlissingen te komen werken. Op 13 april 1580 ging het echter mis. Tijdens het bezoek van Willem van Oranje op die dag werd er, na het vertrek van de prins, een feestmaal aangericht voor kerkelijke en politieke functionarissen. Gerobulus had echter zoveel gedronken dat hij begon te schelden en daarbij obscure gebaren maakte. Tenslotte was hij op de eettafel gaan liggen en in slaap gevallen. De kerkenraad nam het voorval hoog op en gebood hem om tijdens de preek en dus ten overstaan van de gelovigen, boete te doen.

De zondaar stemde daarmee in, op voorwaarde dat hij na de preek ontslag zou mogen nemen. De kerkenraad ging daarmee echter niet akkoord. Het gevolg was dat Gerobulus wel zijn spijt uitsprak over zijn wangedrag, maar daarbij niet vermeldde dat hij dat in beschonken toestand had gedaan. Hij weigerde daarna om het nog een keer te doen, waarop de kerkbestuurders het hogerop zochten. Uiteindelijk werd de schuldbekentenis alsnog gedaan door een collega, de uit Beveren afkomstige predikant Cornelis de Hond. Deze las het verhaal publiekelijk voor en Gerobulus hoefde alleen maar te antwoorden met “ja”, hetgeen ook zo gebeurde. Na Gerobulus trad, vooral door de komst van de zuidelijke predikanten, de versobering in. Er zijn in ieder geval geen incidenten met predikanten bekend uit deze periode. Wel met burgers, maar dit was meer het gevolg van de verschuivende normen en waarden dan van de gedragingen van de Vlissingers zelf.