(100) Een verwoestende raket

Het Engelse bombardement van 15, 16 en 17 augustus 1809 op Vlissingen met als doel de Fransen weg te jagen, leidde tot de nagenoeg totale verwoesting van de stad en de havens.

Het bombardement was goed gecoördineerd. De meer dan vijftig kanonnen op het land rondom Vlissingen en op de schepen die voor de rede lagen, werden nagenoeg op hetzelfde moment afgevuurd, opnieuw geladen en weer afgevuurd. De hoeveelheid door de Engelsen ingeslagen munitie leek eindeloos en twee dagen lang zou er bij daglicht geen moment van stilte meer zijn. Gemiddeld was er iedere seconde een schot te horen, gevolgd door het geluid van de inslag, ergens in de stad of net daarbuiten. Behalve de kogels en de bommen werd er ook geschoten met een nieuw soort ammunitie: Congreve Rockets, genoemd naar de uitvinder, William Congreve. Het waren zware vuurpijlen met een lengte van bijna een meter en een gewicht van ongeveer vijftien kilo, bestaande uit een ijzeren buis met buskruit en een kegelvormige neus. In de laatste zat brandbare stof, wel of niet aangevuld met los schroot. De vuurpijl zat vast aan een lange stok en kon worden ontstoken door middel van een touw dat een vuursteenmechanisme in werking kon zetten. De stok was vastgemaakt op een zogenaamde stoel: een laddervormig frame, dat aan de voorkant op twee poten rustte. De stoel kon zowel op land worden gebruikt als op grotere of kleinere schepen, zelfs sloepen, waar ze moest worden vastgebonden aan de voormast.

Het voornaamste doel van de pijlen was het stichten van brand. Ze konden niet precies worden gericht, maar werden met tientallen tegelijk gebruikt om in korte tijd zoveel mogelijk schade, dood en verderf aan te richten. Het bombardement op Vlissingen was een van de eerste waarbij de Congreve Rockets grootschalig werden gebruikt: in totaal werden er achthonderd gelanceerd. De meeste troffen doel en hadden een verwoestende uitwerking. Nagenoeg alle huizen en gebouwen in de stad hadden schade, in de meeste gevallen onherstelbaar: 60 waren er volledig verwoest en 251 zodanig beschadigd dat ze niet meer bewoonbaar waren. De rest had, op nog geen twintig huizen na, ook zware schade maar was nog wel enigszins bewoonbaar. In de nabije omgeving van de stad waren nog eens 54 huizen met de grond gelijk gemaakt. Er waren 335 dodelijke slachtoffers, waarvan er slechts 49 konden worden geïdentificeerd. De rest was onherkenbaar verminkt. Het aantal gewonden was daarvan nog eens een veelvoud. Onder de Franse soldaten was het leed nog groter. De troepenmacht in Vlissingen had maar liefst 3.773 mannen verloren. Zij waren gesneuveld, zwaargewond of gedeserteerd. De Engelsen hadden een kleine duizend man verloren, vooral door Frans tegenvuur en mogelijk door een enkele te vroeg ontplofte Congreve raket. Maar daar zullen de Vlissingers niet echt mee in hun maag hebben gezeten.