(106) Wie was Adriaen Verdoel?

Mijn eerste levensmaanden in de zomer van 1952 bracht ik door in de Adriaen Verdoelstraat. Nummer 18 om precies te zijn. Ik weet daar niets meer van, want toen ik een paar maanden oud was verhuisde ons gezin naar de Bonedijkestraat, waar ik echt ben opgegroeid. Eerst in het oude gedeelte bij de Bonedijkeschool en later in het nieuwe. Dat waren flats met een aparte ruimte om je te wassen. Er was zelfs een lavet: een soort vergrote gootsteen waarin kinderen konden zitten.

Terug naar de Adriaen Verdoelstraat, genoemd naar de enige zeventiende-eeuwse schilder van enige betekenis die Vlissingen heeft voortgebracht. Het niveau van het culturele klimaat in de stad was niet bijster hoog. Behalve een vereniging van Vlissingse amateurdichters, de Blaue Acolye, was er weinig te doen. Dat gold overigens voor heel Zeeland. Hebben we bij de naam “Gouden Eeuw”, naast de economische voorspoed, ook vaak de associatie met de enorme opleving die de kunstsector in de Republiek beleefde, aan Zeeland ging deze bijwerking van de welvaart grotendeels voorbij. Er werd wel geschilderd, gebeeldhouwd, gedicht, geschreven en toneelgespeeld, het uitzonderlijk hoge en internationale niveau dat in de Hollandse steden werd bereikt en dat gerepresenteerd werd door onder andere Rembrandt van Rijn en Johannes Vermeer, was in Zeeland ver te zoeken. Hoewel niet aantoonbaar, kunnen we er gerust van uit gaan dat deze situatie mede het gevolg was van de strenge vorm van het calvisme zoals die in het gewest werd beleden, wars van ijdelheid en uiterlijk vertoon. Vlissingen vormde op dit beeld geen uitzondering.

De enige schilder van wie dus wel een aantal werken bekend is, is Adriaen Verdoel, waarvan we niet het geboortejaar kennen, maar wel het sterfjaar: 1675. In het depot van het Rijksmuseum is een potloodtekening te vinden van Adriaen Verdoel: Liggend zwijn. Op internationale kunstveilingen worden tegenwoordig bedragen van enkele duizenden tot enkele tienduizenden euro’s betaald voor zijn werk. Niet veel dus, zeker niet wanneer we het vergelijken met de miljoenen die voor de beroemde Hollandse meesters uit deze tijd worden uitgegeven. Volgens sommigen had Verdoel het vak geleerd van Rembrandt. In zijn schilderijen is inderdaad sprake van een zekere verwantschap met deze Amsterdamse schilder. Verdoel was ook een niet onverdienstelijk dichter en behaalde meerdere keren de eerste prijs in de wedstrijden van de Blaue Acolye. Hij ging om met de grote zeventiende-eeuwse dichter Joannes Antonides van der Goes, hetgeen doet vermoeden dat hij wellicht meer in zijn mars had dan de beste te zijn van een lokaal genootschapje. Helaas zijn er tot op heden geen gedichten van Verdoel bekend, maar misschien hebben we toch te maken met een vroege voorloper van wat voor Vlissingen wél een culturele Gouden Eeuw zou worden: de achttiende eeuw, waarin de stad nationale beroemdheden als Jacobus Bellamy, Betje Wolf en Antony van der Woordt zou voortbrengen.