(133) De Zuidburcht

Souburg heeft haar wortels in de negende eeuw, toen er op Walcheren verschillende ronde burchten werden gebouwd om de bevolking te beschermen tegen invallen van de Noormannen. In het noorden van het eiland lag de Duinburcht, het latere Domburg, in het midden was de Burcht waaruit Middelburg zou voortkomen en in het zuiden verrees de Zuidburcht, nu Souburg. Wanneer we op zoek gaan naar de oorsprong van de naam Souburg ligt het voor de hand om direct het verband te leggen tussen het voorvoegsel Sou- en de windrichting zuid-. Sou- als aardrijkskundige naam kan echter ook verwijzen naar sloot-, net als Rit- bij het nabijgelegen Ritthem. Over het achtervoegsel -Burg is geen discussie: dat verwijst naar Burcht. In de loop van de tiende eeuw was het afgelopen met de dreiging uit Scandinavië en raakten de burchten in verval.

In tegenstelling tot Domburg en Middelburg is de burcht van Souburg bewaard gebleven. Ze behoort tot de vroegste verdedigingswerken in Nederland. In de eerste helft van de middeleeuwen waren er omheen dit terrein wallen van gemiddeld drie meter hoog opgeworpen. Hierop stonden waarschijnlijk puntige palen. De doorsnede van de burcht was ongeveer 145 meter. Als extra bescherming was er mogelijk nog een gracht met een breedte van ongeveer 16 meter om het complex gebouwd. In de burcht zelf was waarschijnlijk weinig bebouwing. Er woonden nauwelijks mensen zodat er van een dorp geen sprake was. Het was vooral bestemd als vluchtplaats voor de in de omgeving wonende boeren. Wanneer het gevaar was geweken, keerden ze weer terug naar hun boerderijen. Het eerste echte dorp met de naam Souburg was West-Souburg, dat in het begin van de twaalfde eeuw ontstond en uitgroeide tot een van de hoofdparochies van Walcheren. Het dorp Vlissingen was in de twee eerste eeuwen van haar bestaan ondergeschikt aan deze parochie. Oost-Souburg zou pas in de dertiende eeuw een echt dorp worden en viel ook onder het bestuur van haar westelijk gelegen naamgenoot. Net als Vlissingen had Oost-Souburg in de veertiende, vijftiende en zestiende eeuw een heilige plaats. Volgens de overlevering stond er in een nis van de kerktoren een stenen Mariabeeld waaraan wonderen werden toegeschreven. Of er bedevaarten werden georganiseerd is niet bekend. Dat geldt wel voor West-Souburg waar de heilige Adrianus werd vereerd en waarvan één pelgrimage is beschreven.

Daar stond ook in de late middeleeuwen een kasteel dat eigendom was van de heren van Souburg, maar dat in 1573 door brand werd verwoest. In het kasteel logeerde in 1556 Karel de Vijfde, op doorreis naar Spanje. Hij tekende daar onder andere de akte waarin hij afstand deed van het Duitse keizerschap dat hij gunde aan zijn broer Ferdinand. In 1578 kocht de Brussels edele Philips van Marnix, heer van Sint Aldegonde het hele dorp West-Souburg op. Hij liet een nieuw kasteel bouwen, op de ruines van het oude. Restanten van dit complex zijn tot op heden bewaard gebleven. Philips Marnix was schrijver, wetenschapper, diplomaat en de persoonlijke adviseur van Willem van Oranje. In 1583 werd hij burgemeester van Antwerpen. Hij verbleef vaak op zijn kasteel in West-Souburg en wijdde zich daar aan het vertalen van psalmen uit het Hebreeuws. Aan hem wordt het Wilhelmus toegeschreven dat ook in deze periode zou zijn ontstaan. Het kasteel raakte in de achttiende eeuw in verval en moest in 1783 worden gesloopt. (wordt vervolgd)