(156) De broeders van Vlissingen

Op 13 januari 1484 kreeg de abt van Middelburg, Johannes de Westcapellis, een brief uit Rome. Onderwerp: ruzie in Vlissingen. Afzender: niemand minder dan paus Sixtus IV, vooral bekend omdat hij in zijn regeringsperiode de Sixtijnse kapel liet bouwen en versieren door schilders als Botticelli en Michelangelo. De paus stond ook bekend om zijn corruptie en nepotisme en - meer positief – zijn bemoeienis met de wereld buiten Rome en de kerk. De brief die hij in 1484 naar Middelburg stuurde was daarvan een mooi voorbeeld. Wat was er aan de hand? In Vlissingen stond in 1484 op de huidige Grote Markt, de plaats waar nu de Frans Naereboutschool staat, een karmelietenklooster. De monniken beheerden in het gebouw een klein ziekenhuis en zorgden voor het afnemen van de biecht en het organiseren van begrafenissen. Ook droegen zij van tijd tot tijd een heilig mis op in het stadhuis. Met deze diensten verdienden ze wat geld dat werd besteed aan de armen- en ziekenzorg in Vlissingen, hun eigen levensonderhoud en voorkomende werkzaamheden aan het gebouw. Het klooster stond los van de officiĆ«le katholieke parochie die kon beschikken over de Onze Lieve Vrouwe kerk (de latere Sint-Jacobskerk) en een cureit (pastoor). In 1484 werd die laatste functie vervuld door Antonius Mast die bekend stond om zijn daadkracht en regeldrift. Deze pastoor nu had het plan opgevat om de inkomsten van het klooster ook ten goede te laten komen van de parochie, een idee dat niet in goede aarde viel bij de kloosterlingen. Een geschil was geboren en blijkbaar zo geĆ«scaleerd dat de paus zelf zich ermee ging bemoeien. >> Lees verder