Vlissings Licht (in één miljoen foto's en een verhaal)


Van Vlissingen ga je houden. Gepassioneerd en onvoorwaardelijk. De monding van de Westerschelde zorgt voor acute verliefdheid, de stad zelf voor de liefde daarna. Ook daar is de zee alom aanwezig: havens, overblijfselen van de scheepswerf, littekens van vroeger oorlogsgeweld en horizonten van straten die omhoog lopen naar de boulevards en de stranden daar weer onder. In Vlissingen krijgt het Zeeuwse licht even zoveel schakeringen als er dagen in haar geschiedenis zijn, Maar ook uren, minuten en seconden. Die seconden wilde ik vangen, bewaren, koesteren. En laten zien.

Mijn camera staat op een van de mooiste uitzichtpunten van Vlissingen: daar waar de ene boulevard eindigt en de andere begint, op de kop van de Coosje Buskenstraat, precies in de knik die de Vlissingse kustlijn haar baai-achtige allure geeft. Ze maakt van iedere seconde een foto en stuurt die in een niet aflatende stroom de wereld over: 86.400 keer per dag, 604.800 per week en 31.536.000 per jaar. In 2010 zijn in alle twaalf maanden, de beelden van steeds één dag bewaard en vastgelegd in films van 24 uur die versneld worden afgespeeld in een tijdsbestek van precies 60 minuten. Wanneer ze allemaal tegelijk worden vertoond, ontstaat een visuele ervaring waarbij de toeschouwer getuige is van voortdurend wisselende schakeringen in tijd, ruimte, weer, verkeer en getij. Maar vooral in licht. Vlissings licht.

De Coosje Buskenstraat is een van de meest “Vlissingse” straten die ik ken. Een rommelige mengeling van statige en soms verwaarloosde herenhuizen uit de periode rond 1900, revolutiebouw van net na de oorlog en een handjevol moderne appartementengebouwen in de wat hogere prijsklassen. Het is ook een straat met een horizon. Dat komt door de helling, die begint op de kruising beneden en honderd meter westwaarts eindigt op de plek waar Boulevard de Ruyter versmelt met Boulevard Bankert. Als je boven bent is de horizon ineens tientallen kilometers verplaatst en het uitzicht verpletterend. Ook al ben je er al duizend keer geweest. Ook al woon je er en ben je in de gelegenheid om iedere seconde van de dag te kijken en foto’s te maken.

Ik woon daar. Op de begane grond van een gebouw met vijf verdiepingen. Begane grond is hier een relatief begrip omdat dit alleen geldt voor de voorkant, de boulevard. De achterkant bevindt zich op de derde verdieping. De dijk onder het pand is een meter of tien hoog, genoeg voor drie extra lagen: de souterrains, de bergingen en de fietsenkelder. En dat is indrukwekkend. Aan de voorkant stap je zo de straat op. Aan de achterkant kijk je uit over de stad en haar daken.

De dijk bestaat al meer dan 500 jaar. In 1485 gaf de toenmalige heer van Vlissingen, Philips van Bourgondië, opdracht om de stad te versterken met aarden wallen aan de landzijde en muurwerken aan de zeezijde. De Gevangentoren is hiervan een overblijfsel. Ze maakte oorspronkelijk deel uit van een stadspoort met twee torens en na 1812 van een bomvrije kazerne die later is gesloopt. De dijk heeft ook al ruim 500 jaar min of meer dezelfde hoogte. Naast de bescherming tegen vijandelijke aanvallen vanuit zee moest ze ook weerstand kunnen bieden aan natuurgeweld in tijden van storm en springvloed. De stad diende daarom ook als toevluchtsoord voor ongelukkigen uit de omgeving die minder veilig woonden. Desondanks heeft Vlissingen in de loop der eeuwen een groot aantal zware overstromingen gekend: meer dan dertig. De zwaarste waren in 1248, 1344, 1530, 1808, 1906 en natuurlijk 1953.

In de geschiedenis van de dijk komen geen grazende koeien, ruisende wouden of landelijke vergezichten voor. Het is de geschiedenis van de stad zelf, van wonen, werken en recreëren, van oorlog en vrede, van storm, springvloed en overstromingen. Wanneer ik in 1235, het jaar waarin Vlissingen voor het eerst werd genoemd, op de dijk was gaan zitten en daar nooit meer was weggegaan, dan had ik de hele geschiedenis van de stad van dichtbij kunnen meemaken. Ik had kunnen zien dat in de dertiende eeuw de eerste huizen werden gebouwd, in het gebied ten noorden van de oude binnenstad, waar nu de watertoren staat. Ik had de getijdenkreek kunnen zien die twee kilometer landinwaarts liep en waar, bij het dorp, het water brak was en omzoomd door rietkragen. Het was de zeearm waaraan Vlissingen haar naam zou ontlenen: Vlis stond voor ondiep en stilstaand water, ingen voor kreek. In de loop van de dertiende eeuw werd er in het dorp door de ambachtsheer een kasteeltje gebouwd dat later eigendom werd van Aleida van Avesnes, de voogdes van de toen nog jonge Floris V. De graaf is meerdere keren in Vlissingen geweest. Hij was het die omstreeks 1290 het idee kreeg om een nieuwe stad te bouwen, ten zuiden van het dorp.

In 1304 zit ik nog steeds op de dijk. Ik ben wat gedraaid en kijk nu naar het zuiden, want daar zijn de werkzaamheden aan de nieuwe stad in volle gang. Ik zie graaf Willem III, de derde opvolger in lijn van Floris V, die in 1296 werd vermoord. De nieuwe graaf heeft klaarblijkelijk de plannen van Floris weer opgepakt en opdracht gegeven om maar liefst drie havens te graven. Er verrijzen verschillende grote gebouwen: een kerk, een gasthuis en een gemeentehuis.

De havens werden in later eeuwen uitgebreid en waren van levensbelang voor de stad. Dat ze ooit tot de grootste van West-Europa behoorden zullen weinigen weten.
Naast de zeevaart was het voeren van oorlog een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven in Vlissingen: de veldslagen in de dertiende eeuw tussen de graven van Zeeland en de graven van Vlaanderen, de verovering van het Kabeljauwse Vlissingen door de Hoekse Sluizenaren in 1489, de tachtigjarige strijd met de Spanjaarden tussen 1568 en 1648, de vier oorlogen met de Engelsen in de zeventiende en de achttiende eeuw en de Franse revolutie, toen Napoleon vanuit Vlissingen de Engelsen bevocht. Die sloegen in 1809 hard terug en verwoestten de stad met een twee dagen durend bombardement vanuit zee. Tenslotte was er de Tweede Wereldoorlog die van Vlissingen de zwaarst getroffen stad van Nederland maakte. Slechts één huis was de strijd zonder schade doorgekomen. Tijdens al deze oorlogen was de stad een belangrijk strategisch punt. Immers: ze lag aan de monding van de Schelde, één van de belangrijkste rivieren van West-Europa en de poort van Zuid-Nederland, België en de achterlanden. Vanuit Vlissingen werden de passerende vijandelijke schepen beschoten die, wanneer ze de dans ontsprongen, niet nalieten om terug te schieten en diepe wonden achter te laten in de bebouwing en de vestingwerken van de stad.

De dijk waarop ik zit heeft in die oorlogen altijd een belangrijke rol gespeeld. Immers, als het meest noordwestelijke puntje van de stad bood het de eerste mogelijkheid om binnenkomende schepen te ontdekken, alarm te slaan en zo nodig te beschieten. Logisch dat er tot het begin van de negentiende eeuw geen echte woonhuizen waren te vinden. Vóór die tijd dacht men sowieso heel anders over wonen dan tegenwoordig. Het begrip zeezicht wekt in onze moderne tijd een gevoel op van exclusief wonen. Hoe anders was dat vroeger. Wonen stond voor veiligheid, dekking en geborgenheid. Zeezicht betekende vooral gezien worden en dat was ongewenst. Men woonde in de beschutting van de stad en waande zich veilig voor het geweld van de vijand en van de natuur. De dijken en de versterkte stadswallen die aan het water grensden waren bestemd voor het beschermen van de stad en niet voor exclusief wonen. De mooiste en grootste huizen stonden langs de havens. En die lagen zonder uitzondering binnen de versterkte dijken en stadswallen.
In de loop van de negentiende eeuw werd oorlog een onderwerp waaraan mensen steeds minder dachten. De laatste oorlog, die met Napoleon, was al in 1814 beslecht. Behalve wat schermutselingen met de Belgen, die zich in de jaren dertig van de negentiende eeuw vrijmaakten van Nederland, leefden we al bijna 90 jaar in vrede. Tijd om te gaan denken aan andere gebouwen dan verdedigingswerken. Gebouwen die bestemd waren voor wonen en recreatie. Zoals die van de Sociëteit Unitas uit 1897.
Behalve eten en drinken in het café-restaurantgedeelte, konden de leden van de sociëteit kegelen, schieten en lezingen volgen. Ook was er een toneel- en concertzaal. Vanaf 1903 hadden ze de beschikking over gas, water en elektriciteit. In 1924 werd een lokaal verhuurd aan de Vlissingse vrijmetselaarsloge L‘Astre de l’Orient. De locatie beviel blijkbaar goed, want nog geen twee jaar later kocht de loge voor een bedrag van 10.300 gulden het hele gebouw.
Gedurende het eerste oorlogsjaar 1940 werden de ondergrondse gangen opengebroken om dienst te gaan doen als schuilkelders. De vrijmetselaars konden er tot 1941 hun activiteiten ontplooien. In dat jaar moest men stoppen en werden het gebouw en alle bezittingen in beslag genomen door de Duitsers. Al in 1933 had Hermann Göring gezegd dat er in de nationaalsocialistische staat geen plaats meer zou zijn voor vrijmetselaars. Göring ging uit van de doctrine dat rituelen die zich op het Oude Testament en de Herbreeuwse bijbel beriepen, voortaan moesten worden verboden. De loges van de vrijmetselaars werden opgeheven en de bezittingen geconfisqueerd. De NSB richtte het gebouw in als Groepskringhuis. In dat zelfde jaar werd het door een bombardement zwaar beschadigd. Er kwamen daarbij nogal wat NSB-ers om het leven. De lijken werden opgebaard op de binnenplaats.
Na de oorlog maakten de restanten van de Sociëteit plaats voor een hotel-restaurant dat vele jaren zou dienen als startpunt voor rijexamens. De vrijmetselaars mochten zich inmiddels weer eigenaar noemen en zouden het in 1972 verkopen aan een ondernemer uit Koudekerke. Deze gaf het pand een nieuwe bestemming en begon een bar-dancing onder de naam De Hooischuur. De nieuwe uitgaansgelegenheid zorgde voor veel lawaai en drukte, vooral op de late avond en dat leidde tot protesten van de omwonenden. Er waren zelfs huiseigenaren in de nabije omgeving die hun huis te koop zetten. De Hooischuur heeft daarom niet lang bestaan en in 1977 werd het inmiddels dertig jaar oude gebouw gekocht door een aannemer uit Tilburg. Deze verving het door een complex van 15 appartementen.
En daarmee begon de geschiedenis van het huidige gebouw en, in 2003, van mijn camera.

De installatie Vlissings licht van Peter van Druenen bestaat uit een wand met twaalf beeldschermen waarop twaalf films zijn te zien die allemaal tegelijk worden afgespeeld. De films zijn gemaakt met de camera van Zeegat.nl. Deze  maakt al acht jaar lang en 24 uur per dag, iedere seconde een foto van het uitzicht en stuurt die via de website www.zeegat.nl de wereld over: 86.400 beelden per etmaal, 604.800 per week en 31.536.000 per jaar. In 2010 zijn in alle twaalf maanden, de beelden van steeds één dag bewaard en vastgelegd in twaalf films van 24 uur, die versneld worden afgespeeld in een tijdsbestek van precies 60 minuten. Wanneer ze allemaal tegelijk worden vertoond, ontstaat een visuele ervaring waarbij de toeschouwer getuige is van voortdurend wisselende schakeringen in tijd, ruimte, weer, verkeer en getij. Maar vooral in licht.
Vlissings licht.

Alle bezoekers van de tentoonstelling krijgen dit boekje mee waarin de maker van de films vertelt over de 800-jarige geschiedenis van de plek waar de camera staat opgesteld.

Deze uitgave maakt onlosmakelijk onderdeel uit van de video-installatie Vlissings Licht in het Maritiem muZEEum in Vlissingen en is niet in de boekhandel verkrijgbaar.
Dit project is mede mogelijk gemaakt door Zeegat.nl, muZEEum.nl en Vlissingen700.nl.