Een "eksklusieve" plek


De Coosje Buskenstraat is een van de meest “Vlissingse” straten die ik ken. Een rommelige mengeling van statige en soms verwaarloosde herenhuizen uit de periode rond 1900, revolutiebouw van net na de oorlog en een handjevol moderne appartementengebouwen in de wat hogere prijsklassen. Het is ook een straat met een horizon. Dat komt door de helling, die begint op de kruising met de Spuikomweg en honderd meter westwaarts eindigt op de plek waar Boulevard de Ruyter versmelt met Boulevard Bankert. Als je boven bent is de horizon ineens tientallen kilometers verplaatst en het uitzicht verpletterend. Ook al ben je er al duizend keer geweest. Ook al woon je er en ben je in de gelegenheid om ieder uur van de dag te kijken.

Mijn huis staat op de hoek van de Coosje Buskenstraat en Boulevard de Ruyter, op de begane grond van een gebouw met 15 appartementen. “Begane grond” is hier een relatief begrip omdat dit alleen geldt voor de voorkant, de boulevard. De achterkant bevindt zich op de derde verdieping. De dijk onder het pand is een meter of tien hoog, genoeg voor drie extra lagen: de souterrains, de bergingen en de fietsenkelder. En dat is best indrukwekkend. Vanuit mijn balkon aan de voorkant stap je zo de straat op. Aan de achterzijde kijk je uit over de stad en zie je vooral daken.
De dijk bestaat al zeker 500 jaar. Eind 1500 werd er door de toenmalige heer van Vlissingen (Philips  van Bourgondië) opdracht gegeven om de stad te versterken met aarden wallen aan de landzijde en wallen met muurwerken aan de zeezijde. De gevangentoren is hiervan een overblijfsel. De toren maakte oorspronkelijk onderdeel uit van een dubbele stadspoort (de Westpoort) en later (na 1812) van een bomvrije kazerne die na de tweede Wereldoorlog weer is gesloopt. Aan deze periode ontleent de toren haar bijnaam “Bomvrije”. De dijk heeft ook al ruim 500 jaar min of meer dezelfde hoogte. Naast de bescherming tegen vijandelijke aanvallen vanuit zee moest ze ook weerstand kunnen bieden aan het geweld van de zee zelf, in tijden van storm en springvloed. De stad diende daarom ook als toevluchtsoord voor de ongelukkigen uit de omgeving van de stad die minder veilig woonden. Desondanks heeft Vlissingen in de loop der eeuwen een groot aantal zware overstromingen gekend .

In de geschiedenis van de hoek van de Coosje Buskenstraat en Boulevard de Ruyter (kadastraal bekend als Sectie E no. 2737a) komen geen grazende koeien, ruisende wouden of landelijke vergezichten voor. Het is de geschiedenis van de stad zelf, van wonen, werken en recreëren, van oorlog en vrede, van storm, springvloed en overstromingen. Wanneer ik in 1315, toen Vlissingen van Graaf Willem III beperkte stadsrechten kreeg, op een bankje was gaan zitten tegenover Sectie E no 2737a en daar nooit meer was weggegaan, dan had ik zonder op te staan de hele geschiedenis van Vlissingen kunnen meemaken, inclusief die van de plek waar ik nu woon. Ik had kunnen zien dat in de veertiende eeuw  een begin werd gemaakt met de bouw van een kerk en een nieuwe haven. Die laatste is in later eeuwen verder uitgebreid en werd voor Vlissingen van groot belang. Dat de haven ooit de beste was van West-Europa en zelfs Rotterdam achter zich liet, zullen weinigen weten. Toch meldt het Aardrijkskundig Woordenboek van P.H. Witkamp uit 1872:  “Vlissingen is eene uitmuntende zeehaven, de beste van geheel West-Europa. Zij was dit reeds in veel vroegere eeuwen, doch is het vooral geworden sedert met den aanleg van den spoorweg Bergen-op-Zoom voor prachtige nieuwe marinewerken is gezorgd.” Met die opmerking over de marine, sloeg Witkamp de spijker op z”n kop. Naast de zeevaart, was het voeren van oorlog een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven in Vlissingen. Ik noem er een paar: de verovering van Vlissingen door de Sluizenaren(!) in 1489, de tachtigjarige oorlog met de  Spanjaarden van 1568 tot 1648, de vier oorlogen met de Engelsen in de zeventiende en de achttiende eeuw, de Franse revolutie, toen de Fransen vanaf ons grondgebied de Engelsen bevochten en tenslotte de Tweede Wereldoorlog die veel Vlissingers nog bewust hebben meegemaakt.  Tijdens al die oorlogen was Vlissingen een belangrijk strategisch punt. Immers: het lag (en ligt) aan de monding van de Schelde, altijd al één van de belangrijkste rivieren van West-Europa en daarmee de poort tot Zuid-Nederland, België en de achterlanden. Vanuit Vlissingen werden de passerende vijandelijke schepen beschoten die, wanneer ze de dans ontsprongen, niet nalieten om terug te schieten en diepe wonden achter te laten in de bebouwing en de vestingwerken van de stad.

Sectie E no 2737a heeft in die oorlogen altijd een rol gespeeld. Immers, de plek was het meest noordwestelijke puntje van de stad en bood daarom de eerste mogelijkheid om binnenkomende schepen te ontdekken, alarm te slaan en zo nodig te beschieten. Logisch dat er tot het begin van de negentiende eeuw geen echte woonhuizen waren te vinden. Vóór die tijd dacht men sowieso heel anders over wonen dan tegenwoordig. Het begrip “zeezicht” wekt in onze moderne tijd een gevoel op van “exclusief wonen”. Hoe anders was dat vroeger. “Wonen” stond vooral voor veiligheid, dekking en geborgenheid. Zeezicht betekende vooral “gezien worden” en dat wilde men liever niet. Men woonde in de beschutting van de stad en waande zich veilig voor het geweld van de vijand en van de natuur. De dijken en de versterkte stadswallen die aan het water grensden waren bestemd voor het beschermen van de stad en niet voor exclusief wonen. Dat deed men in de stad. Het al eerder geciteerde Aardrijkskundig Woordenboek uit 1872 zegt hierover: “De schoonste huizen der stad staan aan de havens”. En de havens lagen zonder uitzondering binnen de versterkte stadsmuren.

De hoek Coosje Buskenstraat – Boulevard de Ruyter heeft vanaf de vijftiende eeuw op de stadswallen  gelegen. Wanneer we de geschiedenis volgen, blijken de eerste bouwwerken vooral fortificaties, kazernes en bunkers te zijn. In 1563 werd de toenmalige Westwal (nu Boulevard de Ruyter) doorgetrokken naar de Duinweg (nu de Coosje Buskenstraat). Op de hoek kwam een vestingwerk: het Gasthuisbolwerk, genoemd naar het gasthuis dat daar enkele tientallen jaren eerder was gebouwd. Het gasthuisbolwerk werd ingericht als Bastion. De Plattedijk (nu Boulevard Bankert) werd met het Bastion verbonden door een zeewering. In deze zeewering waren ondergrondse gangen aangebracht. Onder de plaats waar nu appartement nummer 2 is gevestigd, was één van deze gangen te vinden. Tussen het Bastion en de Plattedijk kwam een lange brug met een ophaalgedeelte, zodat de vijand niet over land de stad kon bereiken.

In de loop van de negentiende eeuw werd oorlog een onderwerp waaraan we steeds minder dachten. De laatste oorlog, die met Napoleon, was al in 1814 beslecht. Behalve wat schermutselingen met de Belgen, die zich in de jaren dertig vrijmaakten van Nederland, leefden we al bijna 90 jaar in vrede. Tijd om te gaan denken aan andere gebouwen dan verdedigingswerken. Gebouwen die bestemd waren voor wonen en recreatie. Zoals het gebouw van de Sociëteit Unitas, dat in 1897 verrees op onze hoek.

Behalve eten en drinken in het café-restaurantgedeelte, konden de leden van de sociëteit kegelen, schieten en lezingen volgen. Ook was er een toneel- en concertzaal. Vanaf 1903 hadden de leden ook de beschikking over gas, water en elektriciteit. In de eerste twintig jaar van haar bestaan was de sociëteit een bloeiende vereniging. Daarna nam het ledenaantal sterk af en zocht men naar aanvullende activiteiten. In 1924 werd een lokaal verhuurd aan de Vlissingse vrijmetselaarsloge L‘Astre de l’Orient. De locatie beviel blijkbaar goed, want nog geen twee jaar later kocht de loge voor een bedrag van 10.300 gulden het hele gebouw. Een jaar later werd er nog een stukje grond bijgekocht. De aankopen werden deels gefinancierd met de eigen spaargelden van de loge en deels met een lening van 9.000 gulden bij de Maatschappij Tot Nut van het Algemeen. In 1927 kon, na een ingrijpende verbouwing, het gebouw officieel in gebruik genomen worden.

Gedurende het eerste oorlogsjaar 1940 werden de ondergrondse gangen opengebroken om dienst te gaan doen als schuilkelders. De vrijmetselaars hebben er tot 1941 hun activiteiten kunnen ontplooien. In dat jaar moest men stoppen en werden het gebouw en alle bezittingen in beslag genomen door de N.S.B.. Al in 1933 had Nazi kopstuk Hermann Göring gezegd dat er  in de nationaalsocialistische staat geen plaats meer zou zijn voor vrijmetselaars . Loges moesten worden opgeheven en bezittingen werden geconfisqueerd.

De NSB richtte het gebouw in 1941 in als groepskringhuis. In dat zelfde jaar werd de voormalige Sociëteit door een bombardement zwaar beschadigd. Er kwamen daarbij nogal wat NSB-ers om het leven. Op de plek waar nu de gemeenschappelijke patio is van het pand, werd een rouwkamer ingericht. Een van de huidige bewoners, Jan Kruisdijk, ging in 1944 als jongen een kijkje nemen in de verwoeste gebouwen:

“…Ik heb de gebouwen van binnen bekeken en vond in het souterrain tegen de buitenmuur het gangenstelsel, onder het balkon van het huidige appartement op nummer 2. Ik ben later met wat vrienden naar de Gevangentoren gelopen en heb daar een andere gang gevonden die onder andere naar het keizersbolwerk liep. Ik ben toen in een gat  gevallen, dat uitkwam in de kazematten en lag toen tussen de torpedo”s die daar lagen opgeslagen.”

Na de oorlog werden de restanten van de Sociëteit gesloopt, om plaats te maken voor hotel-restaurant “Delta” dat vooral bekend is geworden als startpunt voor rijexamens.

De vrijmetselaars mochten zich inmiddels weer eigenaar noemen en zouden het in 1972 verkopen aan een ondernemer uit Koudekerke. Deze gaf het pand een nieuwe bestemming en begon een bar-dancing onder de naam “De Hooischuur”.

De nieuwe uitgaansgelegenheid zorgde voor veel lawaai en drukte, vooral op de late avond en dat leidde tot protesten van de omwonenden. Er waren zelfs huiseigenaren in de nabije omgeving die hun huis te koop zetten. De Hooischuur heeft niet lang bestaan en in 1977 werd het inmiddels dertig jaar oude gebouw gekocht door de firma Storimans uit Tilburg. Deze wilde het vervangen door een complex van 21 luxe appartementen. En daarmee begint de geschiedenis van het huidige gebouw.

Storimans begon in 1977 direct met de sloop en de nieuwbouw. In 1979 werd het opgeleverd en bij wet gesplitst in 15 appartementen. Dat was een tegenvaller omdat er oorspronkelijk 21 waren gepland, verdeeld over zeven woonlagen. Van overheidswege werd echter bepaald dat de uitkijktoren voor de scheepvaart op de Boulevard de Ruyter vrij zicht moest hebben in noordwestelijke richting. De zeven geplande verdiepingen zouden het zicht wegnemen. Vijf kon net. De affaire was er de oorzaak van dat de prijzen moesten worden verhoogd om het project nog enigszins winstgevend te maken. Dat leidde tot vraagprijzen die in Vlissingen nog niet vaak waren voorgekomen. Het goedkoopste appartement kostte 328.000 gulden, het duurste 430.000 gulden. Tijdens de bouw werden er geen appartementen verkocht. Dat was dan ook de reden dat er een voor die tijd zeer luxe brochure werd ontwikkeld: “Eksklusief wonen aan een Vlissingse Boulevard” (let op de spelling!). In de brochure werden de appartementen uitgebreid beschreven. Er was ook een verhaal opgenomen over de voordelen van het wonen in Vlissingen. Blijkbaar richtte men zich ook op mensen van buiten de provincie. Uiteindelijk werd er in deze periode maar één appartement verkocht: nummer 16. Om toch de kosten een beetje te drukken werden de andere appartementen verhuurd. Pas in 1981 meldden zich de volgende twee kopers. Drie jaar later volgden er nog twee. Het laatste appartement kreeg pas in 1998 zijn eerste eigenaar, bijna 20 jaar na de oplevering van het pand.

Het verloop in het gebouw is niet groot. Wie er eenmaal woont, wil er nooit meer weg. De unieke ligging en het uitzicht naar drie kanten (links Breskens, in het midden Knokke en rechts de boulevards) zijn daaraan debet. Bij mij is daar de laatste jaren nog iets bijgekomen: het besef dat ik op een historische plek woon waar de geschiedenis van Vlissingen voelbaar is. Al heb ik mijn plannen om in het souterrain een gat te boren en te gaan zoeken naar de restanten van de ondergrondse gangen, om praktische redenen tot nader orde uitgesteld.